Hoofdstuk 4 – Salaris, toeslagen en vergoedingen
Belangrijk zijn goed werkgeverschap, goed opdrachtgeverschap en de eerlijke beloning van werk. In de Kunsteducatie zijn veel zzp’ers werkzaam. In het kader van het eerlijk belonen van zzp’ers verwijzen sociale partners naar een tool om zzp-tarieven te berekenen in bijlage 2.
Artikel 4:1 – Salariëring
- De werknemer ontvangt een salaris per maand gebaseerd op eigen functie, op basis van de in bijlage 2 neergelegde salarisschalen en regelnummers. Voor de werknemer met een deeltijdbetrekking geldt een naar rato salaris.
- De bepaling van het regelnummer in de salarisschaal vindt plaats op basis van de ervaring van de werknemer in een vergelijkbare functie.
- De werknemer krijgt jaarlijks op 1 januari een periodieke verhoging met één regelnummer totdat het eindsalaris is bereikt.
- De werknemer kan uiterlijk 2 werkdagen voor het einde van de maand over het salaris beschikken.
- De werknemer ontvangt een duidelijke schriftelijke of digitale specificatie van elke salarisuitbetaling.
Artikel 4:2 – Loonsverhogingen en eenmalige uitkering
- De lonen en loonschalen worden structureel verhoogd:
– per 1 januari 2024: 3,5%
– per 1 september 2024: 3%
- De werknemer die op 1 januari 2024 in dienst is van de werkgever ontvangt uiterlijk 1 maart 2024 een eenmalige uitkering (tegemoetkoming in zorgkosten of andere kosten) van € 100,00 ongeacht de omvang van het dienstverband. Aanbevolen wordt deze eenmalige uitkering te laten vallen onder de Werkkostenregeling (WKR) indien hiervoor ruimte is, zodat deze als onbelaste vergoeding gegeven kan worden. Als dit niet mogelijk is, betreft het een bruto-uitkering.
Artikel 4:3 – Eindejaarsuitkering
De werknemer ontvangt een eindejaarsuitkering ten bedrage van 5% van het door de werknemer in het desbetreffende jaar feitelijk verdiende totale brutosalaris, vermeerderd met de hierover opgebouwde vakantietoeslag. De eindejaarsuitkering bedraagt minimaal € 150,- bruto. Dit minimum wordt uitbetaald naar rato van de lengte van het dienstverband in het betreffende jaar.
Artikel 4:4 – Loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid
- Voor de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden, geldt gedurende de eerste twee jaren van arbeidsongeschiktheid (104 weken) een aanvulling op de wettelijke loondoorbetalingverplichting conform onderstaande staffel:
- Eerste jaar (week 1 tot en met 52): 100% van het laatstverdiende loon.
- Tweede jaar (week 53 tot en met 104): 70% van het laatstverdiende loon.
- Indien het UWV aan werkgever een sanctie van verlengde loondoorbetalingverplichting oplegt, ontvangt werknemer gedurende die periode 70% van het laatstverdiende loon.
- Indien wordt vastgesteld dat de werknemer niet kan terugkeren in de oorspronkelijke functie, zullen werkgever en werknemer zo spoedig mogelijk starten met re-integratie naar een andere functie, binnen of buiten de organisatie.
- Indien binnen een periode van twee jaar na aanvang van de arbeidsongeschiktheid sprake is van een succesvolle re-integratie ontvangt de werknemer met terugwerkende kracht een bonus in de vorm van een aanvulling op de loondoorbetalingverplichting tot 100% van het laatstverdiende loon. Deze aanvulling vindt plaats over de maanden dat de arbeidsongeschiktheid langer dan 52 weken heeft geduurd tot een maximum van 104 weken. Deze aanvulling vindt plaats over het gehele inkomen.
- Er is sprake van een succesvolle re-integratie indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Na twee maanden is gebleken dat de werknemer in de nieuwe functie kan (blijven) functioneren.
- Het betreft re-integratie in elke passende functie.
- Bij een gedeeltelijke hervatting van de werkzaamheden met een minimum van 50% van de overeengekomen arbeidsduur.
- Indien de werknemer met een onderbreking van minder dan vier weken opnieuw arbeidsongeschikt wordt, wordt deze arbeidsongeschiktheid gerekend als een voortzetting van de eerdere periode van arbeidsongeschiktheid en vindt de loondoorbetaling zoals genoemd in lid 1 met inachtneming daarvan plaats.
- Aanpassing van het laatst genoten salaris vindt plaats indien het brutosalaris wijziging ondergaat door:
- Toepassing van de voor de werknemer geldende salarisregeling (indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn).
- Aanpassing van het brutosalaris ten gevolge van CAO-afspraken.
- Indien een uitkering ingevolge een van de sociale verzekeringswetten geheel of gedeeltelijk door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wordt geweigerd, wordt de in lid 1 bedoelde aanvulling naar evenredigheid verminderd.
- De werknemer die in verband met arbeidsongeschiktheid tegenover derden een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving kan instellen, dient dit vorderingsrecht op verzoek aan de werkgever over te dragen. De werkgever heeft op grond van artikel 6:107a BW een zelfstandig verhaalsrecht op de derden die aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de arbeidsongeschiktheid van een werknemer.
- Blijft de werknemer in dienst bij de werkgever na 104 weken arbeidsongeschiktheid? En werkt de werknemer binnen of via de organisatie in een lager gehonoreerde functie dan zijn oorspronkelijke functie? Dan voorziet de werkgever na het verstrijken van die termijn van 104 weken in een tijdelijke aanvulling op het verschil in uurloon tussen het oorspronkelijke maandsalaris en het nieuwe maandsalaris, volgens de staffel:
- Eerste halfjaar (week 1 tot en met 26): aanvulling van 100% van het verschil.
- Tweede halfjaar (week 27 tot en met 52): aanvulling van 75% van het verschil.
- Derde halfjaar (week 53 tot en met 78): aanvulling van 50% van het verschil.
- Vierde halfjaar (week 79 tot en met 104): aanvulling van 25% van het verschil.
De aanvulling wordt uitbetaald bij de maandelijkse betaling van het salaris.
- Voor de werknemer die de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt en arbeidsongeschikt wordt na 31 december 2016, geldt de wettelijk regeling. Dit houdt in dat de werkgever voor een AOW-gerechtigde werknemer die ziek wordt een loondoorbetalingsverplichting van 6 weken heeft.[1]
Artikel 4:5 – Vakantietoeslag
- De werknemer heeft recht op vakantietoeslag over iedere maand of ieder deel van een maand waarin salaris is genoten.
- De vakantietoeslag bedraagt 8%.
- De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar in de maand mei over een periode van 12 maanden uitbetaald. Deze periode begint met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst vóór 31 mei wordt de vakantietoeslag op dat tijdstip uitbetaald.
- Uiterlijk in de maand juni ontvangt de werknemer een specificatie van de uitbetaalde vakantietoeslag.
Artikel 4:6 – Pensioenvoorziening
- De rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer in het kader van de op hun arbeidsverhouding van toepassing zijnde pensioenregeling worden geregeld in de bepalingen van:
- het pensioenreglement van Pensioenfonds Zorg en Welzijn[2];
Dan wel
- het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
- Het gedeelte van de af te dragen premie dat de werkgever op het salaris van de werknemer kan inhouden, wordt:
- In de situatie van lid 1 onder a door sociale partners vastgesteld: dit deel bedraagt de helft van de aan Pensioenfonds Zorg en Welzijn verschuldigde premie.
- In de situatie van lid 1 onder b door de Stichting Pensioenfonds ABP vastgesteld en schriftelijk aan de werkgever bekend gemaakt.
Artikel 4:7 – Vergoeding woon-werkverkeer
- De werknemer die op meer dan 10 kilometer enkele reisafstand van huis werkt, ontvangt over gewerkte dagen een reiskostenvergoeding op basis van laagste tarief openbaar vervoer of op basis van het fiscaal maximaal onbelast uit te keren kilometertarief[3]. Het aantal te vergoeden kilometers wordt begrensd tot een maximum reisafstand vice versa op basis van 30 kilometer enkele reis.
- De reisafstand wordt berekend op basis van de kortste reisroute tussen woon- en werklocatie.
- De regeling als bedoeld in de leden 1 en 2 geldt tot het moment dat op het niveau van de
organisatie en met instemming van de OR een andere regeling is overeengekomen. Deze is
tenminste gelijkwaardig aan de regeling conform lid 1 en lid 2. In de regeling op organisatieniveau
kan ook worden geregeld of en hoe de eerste 10 kilometers wordt vergoed en of er een maximum
aantal kilometers geldt.
Artikel 4:8 – Vergoeding dienstreizen en reistijd
- Aan de werknemer worden de kosten van in opdracht van de werkgever gemaakte dienstreizen vergoed op basis van het laagste tarief openbaar vervoer of op basis van het fiscaal maximaal onbelast uit te keren kilometertarief, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
- De werknemer overlegt de gegevens op basis waarvan het bedrag van de vergoeding kan worden vastgesteld.
- De vergoeding wordt als regel, na overlegging van de gegevens, gelijk met de eerstvolgende salarisbetaling uitgekeerd.
- Reistijd tussen verschillende werklocaties geldt als werktijd.
Artikel 4:9 – Toeslag bij waarneming
- Aan de werknemer met wie is overeengekomen dat, anders dan wegens vakantie, tijdelijk een hoger gesalarieerde functie van een andere werknemer geheel of gedeeltelijk wordt waargenomen , wordt een toeslag toegekend op het moment dat deze waarneming 30 kalenderdagen heeft geduurd met terugwerkende kracht tot het aanvangstijdstip van de waarneming. Deze toeslag bedraagt het verschil tussen zijn salaris en het salaris dat de werknemer zou ontvangen indien de werknemer, voor de overeengekomen omvang van de waarneming, in de waargenomen functie zou worden ingeschaald.
- Indien de waarneming van een hoger gesalarieerde functie is opgedragen aan meerdere werknemers, ontvangen deze werknemers hun toeslag ieder naar evenredigheid van hun door de werkgever vooraf vastgestelde percentage van de waarneming.
Artikel 4:10 – Compensatie voor arbeid op zaterdag en zondag
- De werknemer die is ingedeeld in salarisschaal 1 tot en met 7 ontvangt per 1 januari 2024 voor gewerkte uren op zaterdag na 17.00 uur een compensatie in de vorm van vrije tijd van 25% van deze gewerkte uren.
- Elke werknemer die is ingedeeld in de salarisschaal 1 tot en met 10 ontvangt per 1 januari 2024 voor gewerkte uren op zondag een compensatie in de vorm van vrije tijd van 25% van deze gewerkte uren.
- De werknemer die reeds voor 1 januari 2024 in dienst is van de werkgever én een onregelmatigheidstoeslag ontving op basis van de oude regeling in de cao Kunsteducatie 2023, behoudt het recht op deze toeslag.
- Als zondagen gelden ook de landelijk erkende feestdagen.
- De werkgever en werknemer kunnen in overleg de in lid 1 en 2 bedoelde compensatie in vrije tijd omzetten in een financiële toeslag op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
Artikel 4:11 – Brutering van vakbondscontributie
- Op verzoek van de werknemer zal de werkgever – voor zolang daarvoor de fiscale mogelijkheden bestaan – eenmaal per jaar het bruto maandloon verlagen met het bedrag van de door de werknemer betaalde vakbondscontributie onder gelijktijdige netto uitbetaling van dat bedrag.
- De werknemer overlegt bij zijn verzoek het door de werknemer ondertekende bewijs van betaling van de jaarcontributie van het lidmaatschap van de vakbond.
- De werkgever verlaagt bij de eerstvolgende salarisbetaling het bruto maandsalaris met de door de werknemer betaalde contributie.
Artikel 4:12 – WGA-premie
Werkgever en werknemer betalen ieder de helft van de voor enig jaar door de overheid vastgestelde WGA-flex en WGA-vast premie.
Artikel 4:13 Jubileumgratificatie
- Aan de werknemer wordt een gratificatie wegens 25-jarig dienstjubileum toegekend ter hoogte van de helft van zijn maandsalaris en bij zijn veertig- en vijftigjarig dienstjubileum ter hoogte van zijn gehele maandsalaris.
2 Onder het maandsalaris wordt voor de toepassing van dit artikel mede begrepen de vakantietoeslag over een maand en het bedrag, dat gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige diensten is genoten, gemeten in de periode van drie maanden voorafgaande aan het jubileum.
[1] Dit is de wettelijke regeling per 1 juli 2023. Voor een AOW-gerechtigde werknemer die op 1 juli 2023 al ziek was, geldt een termijn van 13 weken.
[2] Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn is het door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gestelde pensioenfonds voor de kunsteducatiebranche.
[3] Op het moment van inwerkingtreding van de CAO Kunsteducatie bedraagt het fiscaal maximaal onbelast uit te keren tarief € 0,23 per kilometer. Indien het fiscale tarief wijzigt, wijzigt het tarief van vergoeding dienovereenkomstig. Aan genoemd bedrag kunnen geen rechten worden ontleend.
Meer onderwerpen in Kunsteducatie