AVV Helpdesk

Artikel 5 – Werk- en rusttijden

5.1   Algemeen

Vijfdaagse werkweek:

De medewerker kan niet worden verplicht om op meer dan vijf dagen per week te werken.

Werken op avonden:

Een winkelmedewerker kan niet verplicht worden om meer dan twee avonden per week te werken, behalve in de maand december. Voor niet-winkelpersoneel geldt een maximum van drie avonden per week en over een periode van zes maanden gemiddeld twee avonden per week. Met schriftelijke instemming van het medezeggenschapsorgaan mag de werkgever voor niet-winkelpersoneel van de genoemde maxima afwijken, waarbij de geldende compensatie in geld of tijd minimaal gelijk blijft.

 

Werkroosters:

Bij de vaststelling van het werkrooster zal de werkgever zoveel mogelijk rekening houden met de wensen van de medewerker, tenzij dit redelijkerwijs niet van de werkgever gevergd kan worden. De medewerker dient de werkgever zo veel mogelijk tijdig op de hoogte te stellen van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld op het gebied van kinderopvang, zorgtaken of verzorging van zieken, opdat de werkgever hier in de personeelsplanning zoveel als mogelijk rekening mee houdt.

Een medewerker met een contractuele arbeidsduur per week van 20 uur of minder heeft recht op maximaal twee niet inroosterbare dagen per week. De medewerker dient het verzoek ter vaststelling schriftelijk twee maanden voor de gewenste ingangsdatum, of in het geval van een nieuwe medewerker vóór indiensttreding, in. De werkgever kan een verzoek in principe niet weigeren, tenzij er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen, die door de werkgever aangetoond moeten worden. De werkgever geeft zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één maand voor de gewenste ingangsdatum schriftelijk aan of het verzoek wordt gehonoreerd. Als de werkgever niet binnen deze termijn heeft gereageerd, wordt het verzoek geacht te zijn gehonoreerd.

Voor een medewerker met een contractuele arbeidsduur groter dan 20 uur per week is het vorenstaande ook van toepassing, met dien verstande dat het hier maximaal 1 roostervrije dag per week betreft.

Van de overeen te komen niet inroosterbare dagen zijn de zaterdag en de zondag uitgezonderd.

De mogelijkheid om niet inroosterbare dagen aan te geven geldt niet voor afroepkrachten.

Recht op roostervrije dagen per maand:

Voor medewerkers die op zaterdag en zondag werkzaam zijn geldt het volgende:

Om te voorkomen dat medewerkers alle zaterdagen en zondagen moeten werken, hebben zij vanaf 1 januari 2019 op verzoek recht op één roostervrije zaterdag of zondag per maand.

Vanaf deze datum hebben medewerkers op hun verzoek ook het recht om één maal per maand twee aaneengesloten dagen niet te werken. Deze twee aaneengesloten dagen worden in overleg tussen de medewerker en de werkgever gepland.

Het werkrooster zal minimaal 3 weken van te voren in overleg met de individuele medewerker worden vastgesteld en bekend gemaakt, behalve bij een afroepmedewerker. Van de termijn van 3 weken kan in uitzonderlijke gevallen (*02) worden afgeweken.

(*02 = Hierbij moeten we denken aan grote personele problemen, onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de werkgever liggen.)

Recht op vrij weekend:

Het verzoek van een medewerker aan de werkgever om één keer in de drie maanden een weekend vrij te krijgen wordt ingewilligd, mits hij ertoe bereid is om in die periode een keer een heel weekend te werken.

 

Gebroken diensten:

Een medewerker mag geen gebroken dienst draaien. Hiervan is sprake als in de werktijd een onderbreking zit van langer dan een uur, de lunch, koffiepauze en diner niet meegerekend.

 

 

Onbereikbaarheid:

Cao-partijen hechten aan een gezonde werk-privébalans.

Uitgangspunt is dat de medewerker onbereikbaar is buiten de individueel overeengekomen werktijden (rooster). Als sprake is van bijzondere, urgente omstandigheden op grond waarvan bereikbaarheid noodzakelijk is, maken medewerker en leidinggevende vooraf afspraken hierover.

Medewerkers zijn niet verplicht in hun vrije tijd de communicatie van hun werkgever te volgen.

Werktijd en schooltijd:

Voor afspraken over de werktijd met een medewerker die leerling is in het kader van de BBL (Beroepsbegeleidende Leerweg), worden de uren op de schooldag meegeteld als werktijd. Over deze uren hoeft de werkgever geen loon te betalen en vindt geen opbouw van vakantierechten plaats. De vijfdaagse werkweek geldt voor werktijd en schooltijd samen.

5.2   Arbeidstijd

Normale arbeidstijd:

De normale arbeidstijden zijn de tijden waarop de onderneming op grond van de Winkeltijdenwet geopend mag zijn. Voor het werken op bepaalde uren kan er sprake zijn van een toeslag (artikel 7.1 tot en met artikel 7.4 van deze cao).

De normale arbeidstijd voor de medewerker met een fulltime dienstverband is gemiddeld 38 uur per week, berekend over een periode van 12 aaneengesloten maanden. Voor medewerkers in Wonen is een fulltime dienstverband gemiddeld 37 uur per week.

5.3   Overwerk

Er is sprake van overwerk als de medewerker, na overleg tussen de werkgever en de medewerker, opdracht heeft gekregen arbeid te verrichten:

  • op meer dan 10 uur per dag; of
  • op meer dan 40 uur per week, berekend over een periode van vier aaneensluitende weken. Het patroon van de perioden van vier weken is voor alle medewerkers in het bedrijf gelijk.

De werkgever voorkomt zoveel mogelijk dat de medewerker moet overwerken, maar kan dit rechtsgeldig van de medewerker eisen. De medewerker is dan verplicht om de arbeid te verrichten. In dit geval heeft de medewerker recht op een overwerktoeslag. Zie hiervoor artikel 7.4.

In geval van planbare en/of voorzienbare arbeid wordt een incidentele overschrijding van bovengenoemde urengrenzen met een kwartier of minder niet tot overwerk gerekend. De overwerkgrenzen gelden voor alle medewerkers.

Een medewerker in volledige dienst met een bruto loon dat per maand hoger is dan tweemaal het wettelijk bruto minimumloon per maand (voor medewerkers van 21 jaar en ouder), komt niet in aanmerking voor overwerktoeslag. Gewerkte overuren tellen maar eenmaal mee voor het vaststellen of er sprake is van overwerk.